Het is weer tijd voor een stukje over het insolventieregister (CIR). Dit keer gaat het over de fiscale vorderingen in faillissement.
Fiscale schulden in faillissement
De fiscale vorderingen in (bedrijfs)faillissementen bestaan doorgaans uit Loonheffing, omzetbelasting en VPB, in voorkomende gevallen ook wel aangevuld met andere belastingsoorten. In de verslagen wordt één totaalbedrag ingevoerd, dus daar wordt geen onderscheid gemaakt tussen deze soorten.
De cijfers
De gemiddelde belastingschuld van een faillissement bedraagt de laatste jaren ca € 135.000. De helft van de faillissementen van na 2017 had een pre-faillissementsschuld van ongeveer € 30.000 of meer (de mediaan). In een histogram (de gegevens lopen langs de x-as overigens nog wel even door, maar die heb ik voor de duidelijkheid hier verwijderd):
Van de faillissementen die sinds 1 januari 2018 zijn uitgesproken is dit het beeld (de laatste twee kwartalen zijn nog niet heel representatief):
Per kwartaal komt er dus ongeveer 75 miljoen euro belastingvordering in faillissement. De totale belastingschuld in alle op dit moment lopende faillissementen bedraagt ongeveer 1,15 miljard euro en daar komt de belastingschuld van faillissementen nog bij waar de verslaglegging niet volgens het KEI-sjabloon wordt gedaan (en dat zijn de grotere faillissementen).
Recovery-rate
Wat is de recovery-rate van de Belastingdienst? Daar is geen direct antwoord op te geven, maar het valt wel enigszins te beredeneren. Als wij kijken naar de bijna 3.000 faillissementen die in 2019 zijn afgewikkeld, dan bedroeg de corresponderende belastingschuld ca. 345 miljoen euro.
Van de faillissementen die zijn opgeheven bij gebrek aan baten heeft de Belastingdienst geen uitdeling ontvangen. In vier gevallen zijn alle schulden voldaan, dus ook die van de Belastingdienst (ca. € 500.000 recovery). Van de overige faillissementen kunnen de opgegeven boedelvorderingen worden afgetrokken van het boedelsaldo. Van de positieve bedragen die dan resteren moet in veel gevallen nog een deel van het salaris van de curator worden voldaan.
Maar als ik, heel erg platgeslagen, de boedelvorderingen van het boedelsaldo aftrek en het restant als uitkering toereken aan de Belastingdienst, dan is in 2019 een bedrag van ruim 25,5 miljoen euro aan de Belastingdienst uitgedeeld. In 2018 zou met deze berekening bijna € 27 miljoen euro zijn uitgedeeld.
Dat is nog geen 10%. En die uitdeling staat niet in verhouding tot de schuld van de concurrente schuldeisers: tegenover de schuld van 345 miljoen euro aan belastingschuld stond een concurrente schuldenlast van ongeveer € 1,66 miljard euro.
En ja, de berekening is afhankelijk van een aantal aannames en extrapolaties die heus discutabel zijn en met wat verder doorrekenen nog specifieker kunnen worden bepaald, maar deze aannames maken de orde van de grootte van de genoemde bedragen niet heel wezenlijk anders.
Preferentiestelselwijziging
Met deze bedragen is er ook aanleiding om nog eens na te denken over het preferentiestelsel. Het zou voor de BV Nederland een welkome maatregel zijn als de faillissementsuitdeling hetzelfde systeem zou volgen dat nu al jaren in de wsnp-praktijk zonder problemen wordt gehanteerd: preferente schuldeisers ontvangen het dubbele percentage op hun vordering ten opzichte van het percentage van concurrente schuldeisers. In buitengerechtelijke akkoorden hanteert de Belastingdienst dit criterium al jaren.
Daar zitten veel voordelen aan. Niet alleen zorgt het voor meer betrokkenheid van de concurrente schuldeisers bij een faillissement (hetgeen mij wenselijk voorkomt), maar het geeft ook meer mogelijkheden om een gerechtelijk akkoord aan te bieden, omdat de uitkeringstoets wijzigt: de Belastingdienst vergelijkt het aangeboden akkoord met een scenario van een lagere uitdeling bij liquidatie. Juist ook in combinatie met de WHOA kan dit nieuwe systeem een extra zetje aan een onderhands akkoord geven.
De Belastingdienst ontvangt dan inderdaad minder uitdeling in faillissementen, maar verdient een deel daarvan weer terug via de btw en de vpb. Wordt het niet eens tijd dat de Belastingdienst de Nederlandse ondernemer niet langer in de kou laat staan en de residuen van de Nederlandse faillissementen wat meer gaat delen met handelscrediteuren?
Verantwoording
Voor de data in dit artikel heb ik gebruik gemaakt van de gegevens in de laatste openbare verslagen van faillissementen. Omdat het eerste verslag vrij snel na faillietverklaring wordt uitgebracht en daarin veel nog niet bekendis, heb ik de eerste verslagen niet meegenomen. Van clusterfaillissementen heb ik, omdat vaak geconsolideerd verslag wordt gelegd, alleen één faillissement (toezichtzaaknummer eindigt op 001) meegenomen. Niet in alle faillissementen is het totaal aan fiscale vorderingen vermeld. Je zou kunnen betogen dat de fiscale vordering aldaar nul is, maar ik heb hier het jaarlijks gemiddelde van de (wel bekende) belastingschulden gehanteerd. Voor andere ontbrekende variabelen (boedelsaldo, boedelvorderingen) heb ik dezelfde systematiek gehanteerd. Outliers als gevolg van foutieve invoerd oor curatoren zijn zoveel mogelijk verwijderd.