In deze uitspraak geeft de Hoge Raad heldere uitleg over de verhouding tussen het auteurscontractenrecht en het algemeen verbintenissenrecht.
Bij het auteurscontractenrecht (art 25f lid 2 Aw) moet gekeken worden naar de tekst van de contractuele bepaling en speelt de wijze waarop partijen daaraan uitvoering hebben gegeven geen rol. De beoordeling is ex tunc, dus op het moment van het sluiten van de overeenkomst. In het verbintenissenrecht (art 6:248 BW) is de beoordeling ex nunc, en kan de uitvoering van de overeenkomt wel een rol spelen.
In het auteurscontractenrecht is bepaald dat onredelijk bezwarende bedingen kunnen worden vernietigd. Het algemeen verbintenissenrecht legt de lat wat hoger en bepaalt dat een tussen partijen overeengekomen bepaling niet van toepassing is voor zover dat onaanvaardbaar is in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
In het contract staat dat wordt afgerekend op basis van netto inkomsten, dus onder aftrek van de kosten, zonder dat er enige rem of begrenzing op zit. Garrix had echter niet aangetoond dat in de praktijk ook daadwerkelijk onbegrensd kosten waren afgetrokken en daarom vond het Gerechtshof de clausule niet onredelijk bezwarend. Dat was onjuist, want de wijze van uitvoering van de overeenkomst telt niet mee bij de beoordeling ex tunc.
Het Gerechtshof had geoordeeld dat bij de auteursrechtelijke toetsing juist wel moest worden gekeken naar de latere omstandigheden, in dit geval het succes dat tijdens de uitvoering van de overeenkomst is bereikt. Vanwege het grote succes en de relatief lage vergoedingen vond het hof het door Spinnin’ bedongen optierecht om de overeenkomst voor twee jaar te verlengen onredelijk bezwarend. Dat was onjuist omdat het succes pas is gekomen na ondertekening van het contract en dus niet meetelt bij de beoordeling van de vraag of het beding in het contract onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 25f lid 2 Aw.
Bij beoordeling ex nunc zou het verweer kunnen worden gevoerd dat de tekst inderdaad zo in het contract staat, maar dat daar geen uitvoering aan is gegeven, en dat het daarom niet onredelijk bezwarend is. Gelukkig kiest de Hoge Raad voor een andere benadering, door niet de omstandigheden mee te wegen die na het afsluiten van het contract zijn opgekomen. De bepaling van 25f Aw is toegevoegd aan de Auteurswet bij de invoering van het Auteurscontractenrecht, en het zou toch ook merkwaardig zijn wanneer een onredelijke bepaling toch door de beugel zou kunnen, indien daaraan in de praktijk geen uitvoering wordt gegeven. Dan zit er namelijk nog steeds geen rem op het gebruiken van onredelijke contractbepalingen, terwijl dat nou juist de bedoeling van de wetgever is geweest.
De wijze waarop uitvoering is gegeven aan een bepaalde overeenkomst is wel van invloed bij de verbintenisrechtelijke toets of uitvoering van een contractueel beding onaanvaardbaar is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en daarom buiten toepassing moet worden gelaten.
In deze uitspraak geeft de hoge Raad een aangenaam helder beeld. Of bepaalde bedingen onredelijk bezwarend zijn kan worden beoordeeld ex tunc op basis van de tekst van de overeenkomst en de overige omstandigheden van het geval. Contractuele bedingen die deze toets kunnen doorstaan, kunnen in de praktijk toch leiden tot onaanvaardbare gevolgen, en die kunnen dan worden aangepakt op basis van het verbintenissenrecht.
De zaak tussen Martin Garrix en Spinnin Records is terugverwezen naar het Gerechtshof ’s Hertogenbosch die aan de hand van de uitleg die de Hoge Raad heeft gegeven de zaak verder zal moeten afdoen. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat de contactuele optie voor verlenging van de managementovereenkomst en productieovereenkomst met twee haar onredelijk bezwarend in verband met het grote succes dat na het afsluiten van het contract is ontstaan. Dit met name omdat de vergoeding vrij laag was, althans volgens het hof, en er slechts 10% bij zou komen nadat de optie werd opgenomen. Mijn verwachting is dan ook dat het Gerechtshof het optiebeding in stand te laten. Dat betekent dat de overeenkomst dus niet is geëindigd op de oorspronkelijke einddatum, maar daarna nog twee jaar heeft voortgeduurd. Of het inderdaad zo zal lopen, we zullen het moeten afwachten. Waar het natuurlijk om gaat, is of Martin Garrix gezien het enorme succes recht heeft op een hogere vergoeding.
Ondertussen heeft de zaak wel duidelijkheid gebracht over de uitleg van het begrip fonogrammenproducent. Een thuisproducer, zoals Garrix, is fonogrammenproducent (master owner). Dat is cruciaal voor de positie van artiesten omdat tegenwoordig de meeste producties grotendeels door de artiest zelf in eigen thuisstudio’s worden gemaakt. Een prachtige zaak !