Onbehoorlijk bestuur en paulianeus handelen

coda advocaten: ponzi-scheme fraude

Sinds 10 april jl. kunnen curatoren vermelden of sprake is van onbehoorlijk bestuur en/of paulianeus handelen. Zij maken lang niet altijd gebruik van die mogelijkheid. In hoeveel gevallen is sprake van “onzuiverheden”?

Keiverslag nieuwe stijl

In de afgelopen (ruim) zes maanden is in 8098 faillissementen verslag uitgebracht, in het overgrote deel gaat het hier om kei-verslagen nieuwe stijl. In (slechts) 1212 faillissementen heeft de curator in het verslag geconstateerd dat geen sprake is van onbehoorlijk bestuur. In 1058 faillissementen heeft de curator geconstateerd dat juist wel sprake is van onbehoorlijk bestuur. Interessant is voorts dat onbehoorlijk bestuur meer voorkomt bij kleinere ondernemingen de “ja-faillissementen” hebben gemiddeld 5 werknemers (mediaan onderkant 1), de “nee-faillissementen” gemiddeld 9 (mediaan bovenkant 2). Voor de niet-statistici: dat is een groot verschil (de mediaan voor alle kei-faillissementen ligt op onderkant 2).

Wij kunnen constateren dat van 1212 faillissementen dat het rechtmatigheidsonderzoek, dat in ieder faillissement wordt uitgevoerd, geen onbehoorlijk bestuur als uitkomst heeft gehad. Maar waar de curator in het verslag noteert dat wel sprake is van onbehoorlijk bestuur is nog niet gezegd dat daarmee ook bestuurdersaansprakelijkheid vaststaat. En waar dat wel het geval is wil dat nog niet zeggen dat het opportuun is voor de curator om daar vervolg aan te geven.

Het is veelzeggend dat in veel faillissementen de curator zich niet uitlaat over het onbehoorlijk bestuur. De belangrijkste redenen zullen zijn dat de curator het onderzoek nog niet heeft afgerond of zijn kaarten op dat punt aan de borst wil houden. Om die reden dunkt mij dat je de cijfers niet mag extrapoleren: het lijkt mij niet juist om op basis van deze cijfers te stellen dat in iets minder dan de helft van de faillissementen (1058/2270 e deel) onbehoorlijk bestuur kan worden gesignaleerd.

Dat de curator lopende het onderzoek niet een absoluut ja of nee vastlegt in verslagen is begrijpelijk, maar als een faillissement eindigt dan mag de curator de uitkomst van zijn onderzoek doorgaans toch wel delen in het verslag, zou je denken. Toch gebeurt dat niet: van de 1741 faillissementen die zijn afgewikkeld en waarin het laatste verslag een kei-verlag nieuwe stijl was, heeft de curator 308 keer aangegeven of sprake was van onbehoorlijk bestuur (206 nee, 102 ja). Dat getal zou omhoog moeten.

Maar welk boedelbelang dient het om in een (eind)verslag een constatering te geven van een (vermeend) onbehoorlijk bestuur? Het lijkt mij dat de schuldeisers daarmee gediend zijn, omdat het een opmaat kan zijn voor een individuele claim van een schuldeiser. Het antwoord ja of nee is misschien wat absoluut, maar kan in de toelichting goed worden genuanceerd.

De cijfers voor wat betreft paulianeuze transacties: in 1532 faillissementen is geen sprake van pauliana, in 577 faillissementen wel.

En van de 1741 geëindigde faillissementen: 38 faillissementen met een gesignaleerde actio pauliana, 260 faillissementen zonder actio pauliana.

Een kwantitatieve analyse van onregelmatigheden is naar mijn mening zeer belangrijk voor de bestrijding van onregelmatigheden in faillissementen. Daar wordt te weinig onderzoek naar gedaan.